GELSENKIRCHEN – SOERENSE ZAND  13 JUNI  1944

 

Op maandagavond 12 juni 1944 stijgen vanaf 10 vliegvelden aan de Engelse Oostkust tussen 22.15 uur en 23.35 uur 286 Lancaster MK.I en 17 Mosquito bommenwerpers op.

Boven de Noordzee komen de vliegtuigen bij elkaar , waarna ze gezamenlijk in een gesloten formatie koers zetten naar de Nederlandse kust, om te beginnen aan de gevaarlijke route naar het doel. Het doel van deze nacht is het bombarderen van de Nordstern Synthetische Olieraffinaderijen in Gelsenkirchen waar synthetische benzine uit steenkool wordt gewonnen. Het doel lag vlak over de Nederlandse grens bij Venlo tussen de steden Dortmund en Duisburg. Tijdens deze nacht leed de Royal Air Force grote verliezen. Zeventien Lancaster bommenwerpers gingen deze nacht verloren.

 

Hieronder een Lancaster

                  

 

lengte 21meter, spanwijdte 31 meter en hoogte 6 meter; topsnelheid 450 km. per uur;

actieradius 4300 km.; 8 x 7,7 mm browning machinegeweren in 3 geschutskoepels. normaal 6.400 kg. bommen en maximaal 10.000 kg. Vier Rolls-Royce motoren.

De eerste testvlucht was op 9 januari 1941 en vanaf 1942 zijn er van diverse varianten 7.377 geproduceerd. Tijdens de oorlog zijn er 3.249 Lancasters verloren gegaan.

 

Uit een rapport van een wel teruggekeerde vliegtuigbemanning:

Pilot: door zware en lichte flak (Flugabwehrkanone) twee maal geraakt. Op het doel geweldige vuur- en rookkolommen gezien. Bomlading van 12.000 pound.

 

Navigator: doel was de olieraffinaderij in het sterk geïndustrialiseerde Ruhrgebied van Duitsland. We lieten 12.000 pound vallen. Zeer hevige flak en zoeklicht activiteit. Hebben door het luchtafweergeschut schade opgelopen. We zagen enorme branden en grote zuilen van rook over het doelgebied. Totale vluchtduur 4 uur en 40 minuten. We haatten om naar het Ruhrgebied te gaan.

 

Mid upper gunner: doel was de synthetische olie fabriek in “Happy Valley”. De bomlading was een “cookie” van 4000 pound en 1000 pounders. Hebben op 20.000 ft. gebombardeerd. Zeer zware flak en  intensieve activiteit van jachtvliegtuigen. Het was een wonder dat we terugkeerden. Op twee plaatsen getroffen.  De vlucht duurde 4 uur en 40 minuten. We verloren twee vliegtuigen  van dezelfde basis.

 

Air bomber: We werden getroffen door flak en ik zat vrij laag aan de voorkant in het torentje. Een gekartelde granaatscherf ongeveer ter grootte van een struisvogelei raakte het vliegtuig ongeveer 3 inch boven mijn hoofd.

 

Een Duits industrieel rapport vermeld dat alle productie in de raffinaderij is gestaakt en er een verlies van 1.000 ton vliegtuigbenzine per dag is gedurende meerdere weken. Bovendien het verlies van andere benzine.

 

 

 

 

 

De plaats van de bemanning in het toestel is als volgt:

 

Pilot: zit aan de linkerkant in de cockpit. Er is geen Co-Piloot

Flight engineer: zit naast de piloot op een opvouwbare stoel en houdt zich  bezig met de werking en monitoring van alle vliegtuigsystemen, nodig om te diagnosticeren en waar mogelijk het corrigeren van eventuele fouten die zich kunnen voordoen.

Navigator: zit aan een tafel achter de piloot en flight engineer. Een instrumentenpaneel toont de luchtsnelheid, hoogte en andere informatie die nodig is voor de navigatie.

Air bomber: deze man had een dubbelfunctie en fungeert onderweg als frontschutter die als taak had om de sector van 180º  voor het toestel af te dekken, maar hij komt bij de nadering van het doel als bommenrichter in actie en werpt de bommen af.

Wireless operator: onderhoudt  de radioverbindingen met andere toestellen in de formatie en eventueel naar de thuisbasis.

Mid upper gunner: zit in het bovenste torentje in het onverwarmde gedeelte van de romp.

Rear gunner: dit is de belangrijkste defensieve positie met de zwaarste bewapening. Hij zit in een onverwarmde, geïsoleerde positie en ziet niemand van de andere bemanningsleden tot ze op de basis terugkeren, soms tien uur na het vertrek.

 

Eén van de 17 Lancasters die niet op de thuisbasis terugkeerde was de  LM158, die op dinsdagnacht 13 juni 1944 op de terugweg van Gelsenkirchen om 01.30 uur neerstortte in de nabijheid van de kruising Den TexwegSoerensezand in Eerbeek en was op maandagavond om 23.31 uur opgestegen vanaf de vliegbasis Tuddenham in Suffolk.

Dus twee uur na het vertrek van de basis in Engeland is het vliegtuig door het Duitse luchtafweergeschut geraakt. Volgens een rapport “shot down by ennemy fire

Dit vliegtuig behoorde tot het  90º  Squadron Bomber Command en  was op 10 juni 1944 door de Armstrong Whitworth Aircraft Factory aan de vliegbasis geleverd en is dus na een vliegtijd van slechts 3 uur (inclusief de vliegtijd vanaf de fabriek) brandend neergestort.

.

Van de zeven  bemanningsleden zijn er zes om het leven gekomen, terwijl er één  - Hoffos, Philip Clinton  - krijgsgevangene is gemaakt. De zes bemanningsleden zijn op 15 juni op het kerkhof van Hall ter aarde besteld.

Een dokter kwam naar de plaats van het ongeluk, maar kon niets meer voor de bemanning doen.

 

 

 

Allan, Alexander

is geboren op 29 december 1916 als zoon van Mary Mackie Allan-Wilkie en  stiefzoon van William Coleman in Toronto, Ontario Canada.

functie: navigator met de rang van flying officer van de Royal Canadian Airforce; op 13 juni 1944 was hij 27 jaar oud; service nummer: J/24713;

begraven in graf 133A op de  begraafplaats van Hall

Hij wordt herdacht op bladzijde 235  van het “Book of Remembrance”. Op de volgende pagina’s de voorzijde van het boek en pagina 235 met de naam van Alexander Allan.

Hij was student op “Western Technical School” in Toronto. In  de school is o.a. een foto van Allan, met “in memory” voor alle studenten die dienden in de 2e wereldoorlog en niet terugkeerden.

Allan werd geboren in Schotland en kwam naar Canada toen hij 5 jaar oud was.

In een krantenartikel van juni 1944 - met een foto van Allan - staat dat de ouders via Duitse bronnen bericht hebben gekregen van de crash van het vliegtuig en dat hun zoon begraven was op een kleine begraafplaats in Hall, Holland, maar ze  hopen dat het een vergissing is.

Hij had in 1942/1943 twaalf operaties voltooid, maar was twee  keer aan de dood ontsnapt, want in maart 1943 werd hij gedwongen om met zijn vliegtuig naar beneden te gaan door ijs op de vleugels en redde de inzittenden door in diepe sneeuw te landen. In april 1943 werd tijdens het oversteken van de Atlantische Oceaan het schip getorpedeerd en tot zinken gebracht. Hij was één van de 16 overlevenden terwijl 37 anderen hun leven verloren. In juni 1944 was zijn broer William - na de invasie op 6 juni - in Frankrijk en diende bij het Royal Canadian Ordnance Corps. Zijn broer Harry was nog thuis.

 

Cocker, Eric Royston

is op 4 november  1908 geboren in New Malden, Surrey, Engeland als zoon van James Mcleish Cocker (1855-1935) en Rosa Ellen Lawson (1884-1976). Hij is in december 1935 getrouwd met Millicent Helen Wallace (1914-1993) in Wandsworth, Surrey. Hij had drie kinderen een dochter Marguerite (1936) en 2 zoons Peter (1938) en Geoffrey (1942). Hij speelde rugby en cricket en was deelnemer aan de Nationale Sprint Kampioenschappen (Amateur Atletics Associaton – AAA) 100 yards en 220 yards. De zoons wonen in Australië; functie: rear gunner met de rang van sergeant van de Royal Airforce volunteer reserve; op 13 juni 1944 was hij 35 jaar oud en het oudste bemanningslid. service nummer 1880173; begraven in graf 133 op de begraafplaats van Hall

 

 

Elliott, Albert Clarck

is op 16 oktober 1914 in Pickering, Ontario, Canada geboren als zoon van Elsie Maria Clark (1886-1978) en George Elliott (1867-1944); hij had twee zusters; heeft de Pickering  Continuation School bezocht; zijn hobbies waren vissen en jagen.

functie: pilot met de rang van flying officer van de Royal Canadian Airforce; hij wordt herdacht op pagina 299 van het “Book of Remembrance”. Er is ook een herdenkingssteen in de Saint George’s Anglican Church  in Pickering.

Op 13 juni 1944 was hij 29 jaar oud; service nummer J/24955; begraven in graf 152 op de begraafplaats van Hall.

 

 

Hoffos, Philip Clinton

is op 26 maart 1914 geboren in Saskatchewan, Canada als zoon van Otto Hoffos (1879-1956) en Anna  Sivertson (1886-1988).

functie: air bomber met de rang van flying officer van de Royal Canadian Air Force. Service nummer J/24647; hij is het enige bemanningslid die op 30-jarige leeftijd de crash heeft overleefd, mogelijk omdat hij in de neuskoepel zat en de brand hem nog niet had bereikt..

 

Volgens Busser en Postma uit Hall / Laag Soeren  het volgende:

De zevende man heeft aangeklopt bij een familie Huiskes, die hem niet verstonden en zijn met hem naar een woonboot in het Apeldoorn-Dierens kanaal gegaan, niet wetende dat de bewoners daarvan fout waren; deze mensen hebben hem dan ook aangegeven bij de Duitsers op het Badhuis in Laag Soeren, dat toen een herstellingsoord was voor gewonde Oostfront soldaten. Postma heeft zelf gezien dat hij de volgende dag afgevoerd werd en had niet het idee dat hij erg gewond was.

 

Hoffos kwam als krijgsgevangene terecht in Stalag Luft III (bij de stad Sagan in Polen, 160 kilometer ten Zuidoosten van Berlijn)), met het POW - Prisoner Of War - nummer 6282. Dit was een officiers kamp voor vliegtuig-bemanningen  en was in gebruik van 21 maart 1942 tot  27 januari 1945.Het kamp groeide uiteindelijk naar 60 hectare en bood plaats aan 10.000 gevangenen.  Luft III was het best georganiseerd van alle POW-kampen in Duitsland en er konden vele sporten worden beoefend, zoals atletiek, volleybal, basketbal.

Er was ook een grote bibliotheek  met onderwijs faciliteiten. Ze konden er zelfs studeren, terwijl de examens werden verzorgd door het Rode Kruis en afgenomen door academici, zoals de hoofdmeester van “Kings College”, die ook een krijgsgevangene was in Luft III.

Maar op 27 januari 1945 toen de Sovjet troepen op slechts 20 kilometer waren genaderd marcheerden de resterende  krijgsgevangenen net voor middernacht uit het kamp met bestemming Spremberg (ten zuiden van Berlijn) bij lage temperaturen en 15 centimeter sneeuw. Na diverse kampen werden de gevangenen op  29 april door de U.S. 14th. Amored Division bevrijd en kwam er voor Hoffos een einde aan zijn gevangenschap.

Op 7 augustus 1945 trouwde hij met Sylvia Thierman (29 mei 1918) in Swift Current, Saskatchewan, Canada. Hij overleed op 16 december 1990 op 76-jarige leeftijd, terwijl zijn vrouw overleed op 16 juli 2001, 83 jaar oud.

 

In 1945 heeft hij in Engeland de familie van het bemanningslid Cocker bezocht.

 

Kibble, Denzil Charles

is in het 4e  kwartaal van 1921 in Pontypridd, Glamorganshire, Wales geboren; naam van de moeder Jones;

functie: flight engineer met de rang van sergeant van de Royal Air Force volunteer reserve: service nummer 1894490;

begraven in graf 131A op de begraafplaats van Hall;

Op 13 juni 1944 was hij 23 jaar oud.

 

 

 

 

Walker, Kenneth Charles

is geboren op 4 december 1922 in Caulfield, Vicoria, Australië als zoon van Robert Walker (1873-1948) en Alice Jane Stewart (1888-1957); hij had één zuster en vier broers; hij was opgeleid als landbouwer, maar trad op 27 maart 1942 in Melbourne in militaire dienst;

functie: wireless operator met de rang van flight sergeant van de Royal Australian Air Force; service nummer 410927; op 13 juni 1944 was hij 21 jaar oud;

begraven in graf 131 op de begraafplaats van Hall;

zijn naam is vermeld op paneel 132 van het “Australian War Memorial” in Campbell, Canberra, Australië.

 

Willmott, David Millar

is geboren op 12 juli 1923 in Toronto, Ontario, Canada als zoon van Annie Miller en Richard Willmott.

functie: mid upper gunner met de rang van sergeant van de Royal Canadian Air Force; service nummer: R/209089; op 13 juni was hij  20 jaar oud; begraven in graf 152A op de begraafplaats van Hall;

hij wordt herdacht op bladzijde 479 van het “Book of Remembrance”.

 

 

 

Hieronder de foto van de complete bemanning, waarvan er 4 uit Canada, 2 uit Engeland komen en 1 uit Australië komt.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De zes omgekomen bemanningsleden zijn op 15 juni 1944 begraven op de begraafplaats  van Hall. Een tot de “buurt” behorende buurman van mij - Jan Lebbink in januari 2015 op 96-jarige leeftijd overleden -, die op ca. 400 meter van de begraafplaats woonde, werd door de Duitsers opgehaald om te helpen met het delven van de graven. De vader van Jan Schut uit Hall heeft als gemeente arbeider geholpen de lijken te kisten. Joop Teunissen 12 jaar oud in 1944 - van de Hallseweg in Hall heeft de lijken aan de rand van het zandpad zien liggen. Ze waren afgedekt met een groen zeil, terwijl de verbrande laarzen er nog onderuit staken.  Na de oorlog zette de moeder van Joop Thomassen uit Hall op 13 juni bloemen en met de kerst een kerststukje op de graven. Nadat ze overleden was doen  Dinie en Joop Thomassen dat 2 maal per jaar en i.v.m. 70 jaar bevrijding in 2015 ook op 4 mei. Ik bezocht de familie en wanneer zij niet meer leven zal hun dochter de traditie voortzetten.

 

De zes graven in Hall met de bloemen op 4 mei

 

En met een kerststukje voor de kerstdagen.

 

Gelijktijdig met de bemanning is ook het joodse meisje Mietje Frenk (19 december 1896) begraven.

Mietje en haar zes jaar oudere zusje Kaatje (13 december 1890) zaten ondergedoken in een vakantiehuisje op Coldenhove, Eerbeek. Ze behoorden tot een gefortuneerde orthodoxe joodse familie en waren beiden geboren in Zierikzee en later vertrokken naar Rotterdam, waar Mietje directrice en Kaatje hoofd van de huishouding werd van het Joodse ziekenhuis. Op 12 juni 1944 – waarschijnlijk door verraad – zijn ze door leden van de Sicherheitspolizei opgepakt. Mietje heeft gevraagd of ze naar de W.C. mocht en daar heeft ze met cyaankali, wat ze altijd bij zich droeg, een einde aan haar leven gemaakt. Kaatje ging wel met de Duitsers mee en is op 11 november 1944 in het concentratiekamp Auschwitz om het leven gebracht. De twee zusters hadden ook nog een ongeveer 4-jarig jongetje bij zich. Van hem is niets bekend, vrijwel zeker is hij ook op transport gesteld en na aankomst in het kamp direct vergast. Mietje en Kaatje hadden 6 broers, waarvan er 2 jong zijn overleden en 3  in Duitse concentratiekampen zijn overleden. Van de 2 zuster is er 1 in 1944 in Auschwitz overleden. De ouders zijn voor de oorlog al overleden. Achttien jaar later verzocht de Nederlands-Israëlische gemeenschap uit Rotterdam Mietje te mogen herbegraven op de Joodse begraafplaats in Rotterdam, hetgeen ook is gebeurd.

 

In 2003 werd  Henk Witteveen uit Loenen benaderd door de familie Zonneveld uit Loenen. Ze waren in gesprek gekomen met een Australiër, die op zoek was naar het graf van zijn vader, die in de oorlog tijdens een crash met een Lancaster bommenwerper was omgekomen. Even later stonden ze met Peter Cocker bij Witteveen op de stoep en heeft hij hem meegenomen naar het kerkhof in Hall. Het was voor beiden een emotionele gebeurtenis bij het graf van Eric Royston Cocker. De  langgekoesterde wens van zoon Peter ging eindelijk in vervulling. Daarna heeft zijn zuster Marguerite - woonachtig in Engeland - ook het graf van haar vader bezocht. Drie van de vijf kinderen van Peter hebben daarna het graf van hun grootvader bezocht.

 

 

Tuddenham, Suffolk

Dit Royal Air Force vliegveld - 5 kilometer ten Zuidoosten van Mildenhall, Suffolk – is op 13 oktober 1943 met het Short Stirling III vliegtuig in gebruik genomen door het 90º Squadron, voornamelijk actief met het leggen van zeemijnen. In 1944 kwamen de Lancasters en begonnen de bombardementsvluchten van het 90º Squadron naar Duitsland. Op de basis waren 1.845 mannen en 250 vrouwen gestationeerd.

Vanaf de opening tot het einde van de oorlog waren de verliezen van Tuddenham 17 Stirlings en 36 Lancasters.

 90 Squadron

Hoewel dit squadron al in de eerste wereldoorlog in 1917 werd gevormd, werd het in 1942 hervormd tot een nacht Bomber Squadron, onderdeel van No. 3 Bomber Group en had na de Stirlings de Lancasters in gebruik. De  laatste vlucht was naar Bremen op 22 april 1945. Het squadron had 4.613 operationele vluchten voor Bomber Command en verloor gedurende de oorlog 86 toestellen.

 

Het bombarderen van de Synthetische Olieraffinaderijen in Gelsenkirchen gebeurde veel, zowel ’s nachts door de RAF , als overdag door de Amerikaanse Luchtmacht.

In 1944 waren er tenminste 18 bombardements vluchten met in totaal 3100 vliegtuigen.

 

De verliezen in de 2e wereldoorlog waren hoog. Alleen RAF Bomber Command verloor in de oorlog 55.573 man en in ons land liggen alleen al 11.000 RAF vliegers begraven, naast vele honderden van de Amerikaanse luchtmacht.

In Nederland en de bijbehorende kustwateren crashten ca. 7.000 Geallieerde en Duitse vliegtuigen, waarvan 2.500 RAF machines.

 

Bij de RAF kreeg een vliegtuigbemanning na 30 operationele vluchten een half jaar rust. Nou ja, rust. Ze werden instructeur of vlogen ergens anders, maar niet tegen de vijand. Na een halfjaar volgde de 2º “operationele tour” van ook weer 30 vluchten. Weinigen overleefden 2 of zelfs 3 “operationele tours” een groter aantal brachten het tot een paar vluchten of sneuvelden al op hun eerste vlucht.

De bemanningen van de Amerikaanse luchtmacht gingen – als ze het overleefden – na 25 “missions” terug naar de Verenigde Staten.

 

Hierna een beknopte samenvatting van de 16 andere Lancasters, waarvan er op 13 juni 1944 dertien in Nederland zijn neergestort, twee in Duitsland en er één nog niet is gevonden.

 

PA986; 12 squadron; op 12 juni om 23.01 vertrokken van de basis Wickenby, Lincolnshire; op de thuisvlucht op 13 juni heeft  een nachtjager van de vliegbasis Eelde om 01.30 uur het staartstuk zwaar beschadigd, waarna het neerstortte in de polder Mastenbroek bij IJsselmuiden; 6 bemanningsleden verlieten het vliegtuig per parachute, maar de Duitsers schoten de parachutes kapot, waardoor ze de val niet overleefden; ze werden begraven op de begraafplaats van IJsselmuiden; tijdens bergingswerkzaamheden werd het 7e bemanningslid – piloot Williams – gevonden en is op 8 december 1992, in aanwezigheid van zijn weduwe, ook in IJsselmuiden ter aarde besteld.

 

LM156; 15 squadron; op 12 juni om 23.12 uur vertrokken van de basis Mildenhall, Suffolk  en op 13 juni om 01.24 uur in de nabijheid van het doel neergeschoten door Oblt. Dietrich Schmidt  van Fliegerhorst Twenthe en bij Rheine neergestort; de bemanning is op een lokale  begraafplaats begraven en na de oorlog herbegraven op het Reichswald Forest War Cemetry bij Kleef; het vliegtuig had 7 vlieguren en crashte bij de 2º missie. Oblt Schmidt heeft vanaf maart 1943 tot 1945 in totaal 43 toestellen neergeschoten; heeft de oorlog wel overleefd en is op 6 maart 2002 op 82-jarige leeftijd overleden

 

LM465; 15 squadron; op 12 juni om 23.15 uur vertrokken van de basis Mildenhall, Suffolk; op 13 juni om 00.53 uur kruiste men de Nederlandse kust, maar werden boven Limburg om 01.15 uur aangevallen door de nachtjager van Uffz. Sarzio Gustav, waarna het vliegtuig in brand stond en neerstortte in Tienray bij Meerlo; 6 vliegers werden gedood en begraven op de R.K. begraafplaats in Venlo en na de oorlog herbegraven op de Britse Militaire oorlogsbegraafplaats Jonkerbos bij Nijmegen. Jack Trend – de radiotelegrafist – was de enige overlevende, ontsnapte en kwam via het plaatselijk verzet achter de geallieerde linies en keerde in september terug op zijn basis in Engeland; het toestel had 169 vlieguren

 

PA969; 100 squadron; op 12 juni om 23.07 uur vertrokken van de basis Grimsby, Lincolnshire; het is onbekend waar dit toestel is neergestort; mogelijk IJsselmeer of de Noordzee; het vliegtuig had 39 vlieguren; de namen van de zeven bemanningsleden zijn gegraveerd in de stenen muren van het Air Forces Memorial, Englefield Green, nabij Egham, Surrey (naar land van herkomst en squadron). Dit gedenkteken is gewijd aan 20.456 mannen en vrouwen van de luchtmacht en andere operaties in de 2º wereldoorlog, die zijn omgekomen of  spoorloos zijn verdwenen en geen bekend graf hebben.  

De zeven namen – Maurice Hennessy, Kenneth Biggs, Wilfred Joseph Massey, Ronald Willis, John Booth,  James Dew en Henry Newcombe - staan op  de panelen. 211, 213, 220, 223, 225, 228 en 235.

 

HK545; 115 squadron; op 12 juni om 23.32 uur vertrokken van de basis Witchford, Cambridgeshire; op 13 juni neergeschoten door luchtafweergeschut en 3 kilometer ten westen van Gelsenkirchen neergestort;  de zeven bemanningsleden kwamen om het leven,  lokaal begraven en na de oorlog herbegraven op het Reichswald Forest War Cemetry in Kleef; het toestel had 90 vlieguren

 

LM581; 166 squadron; op 12 juni om 22.38 uur vertrokken van de basis Kirmington, Lincolnshire en op de terugweg op 13 juni om 01.34 uur neergehaald door de nachtjager van Uffz. Karl Pfeiffer en in Tongeren, 4 km. ten westen van Epe neergestort, waarbij de 7 vliegers om het leven kwamen, die op de begraafplaats van Epe zijn begraven; het toestel had 83 vlieguren. Pfeiffer moest zelf zijn Messerschmidt drie maal per parachute verlaten, maar heeft de oorlog wel overleefd en overleed in 1999 op 79-jarige leeftijd. In dezelfde nacht schoot hij ook de ME 785 neer.  

 

ME777; 166 squadron; op 12 juni om 22.16 uur vertrokken van de basis Kirmington, Lincolnshire en op de terugweg op 13 juni om 01.23 uur neergehaald door een nachtjager en in Zelhem neergestort, waarbij de gehele bemanning om het leven kwam. Vijf verkoolde lichamen werden gevonden in het vliegtuig en twee niet verbrande lichamen werden gevonden in de buurt van het neergestorte vliegtuig. Ze zijn begraven op de begraafplaats van Zelhem; het toestel had 59 vlieguren.

 

ND399;  166 squadron; op 12 juni om 22.23 uur vertrokken vanaf de basis Kirmington, Lincolnshire en op de terugweg op 13 juni om 02.30 uur beschoten door de nachtjager van Hptm. Modrow, waarna het vliegtuig is neergestort bij Ugchelen; de 7 vliegers kwamen om het leven en zijn begraven op “Heidehof” in Ugchelen; het toestel had 300 vlieguren. Hptm. Ernst-Wilhelm Modrow (1908-1990) heeft 34 geallieerde vliegtuigen neergeschoten. Hij was vanaf 1933 piloot in de burgerluchtvaart  o.a. bij een Colombiaanse maatschappij SCADTA en vanaf mei 1937 vloog hij postroutes bij Lufthansa in Zuid-Amerika.

 

DV286; 300 Polish squadron; op 12 juni om 23.20 uur vertrokken van de basis Faldingworth, Lincolnshire; 13 juni om  01.43 uur op terugweg neergeschoten door nachtjager en gecrasht in IJsselmeer; van de 7 bemanningsleden sprongen  Morski en Bladowski uit het brandende toestel, waarvan  Bladowski is verdronken en  Morski door vissers is gered en gevangen genomen en later overgebracht naar een Duits marineschip en uiteindelijk als krijgsgevangene overgebracht naar Sagan, Stalag Luft3. In 1998 is het wrak door Volendamse vissers ontdekt, waarna in 2003 de berging is uitgevoerd en zijn de lichamen van de 5 vliegers geborgen; deze zijn op 25 oktober 2003 op het Pools Militaire Ereveld in  Breda  begraven; het lichaam van de verdronken vlieger was hier vanaf de begraafplaats in Wijdenes al in 1962 herbegraven; op 25 oktober 2003  was ook de enige overlevende – Morski – aanwezig.

 

JA683; 300 Polish squadron; op 12 juni om 23.21 uur vetrokken van de basis Faldingworth, Lincolshire; op 13 juni om 02.56 door een nachtjager beschoten en in de lucht geëxplodeerd en bij Sondern 3 kilometer ten Noorden van het Radevormwald neergestort. Flight Sergeant Klucha, die gewond was, werd vermoord door politie en partijfunctionarissen nadat hij een paar dagen na de crash in de omgeving van het Radevormwald bij burgers werd gevonden. De 7 bemanningsleden aanvankelijk begraven op de begraafplaats van Remlingade, zijn na de oorlog herbegraven op het Reichswald Forest War Cemetry in Kleef; het toestel had 164 vlieguren.

 

LL807: 300 Polish squadron: op 12 juni om 23.16 uur vertrokken van de basis Faldingworth, Lincolnshire; op de terugweg  door afweergeschut geraakt en op 13 juni om 01.43 uur  neergestort  in het IJsselmeer bij Urk; de gehele bemanning is omgekomen en 6 spoelden na enige weken nabij Urk aan, terwijl Sgt. Pacula nooit is gevonden; de vliegers werden begraven  op het kerkhof bij het kerkje op Urk; in 1947 zijn er 5 herbegraven op het geallieerde ereveld Rusthof in Oud Leusden en 1 op de begraafplaats in Elburg; het toestel had 39 vlieguren.

 

ME785; 460 squadron; op 12 juni om 23.05 uur vertrokken van de basis Binbrook, Lincolnshire en op de terugweg op 13 juni om 01.30 uur beschoten door Uffz. Karl Pfeiffer; neergestort bij Wesepe, waarbij de gehele bemanning om het leven kwam; ze zijn begraven op de begraafplaats van Olst; het toestel had 15 vlieguren. In dezelfde nacht heeft Pfeiffer ook de LM581 neergeschoten.

 

DS818; 514 squadron;  op 12 juni om 23.11 uur vetrokken van de basis Waterbeach, Cambridgeshire; 13 juni om  02.00 uur op de terugweg neergeschoten door nachtjager en gecrasht op de Oosteinderweg in Nunspeet; van de 7 bemanningsleden zijn er 4 gedood en begraven op de begraafplaats van Ermelo, 2 gevangen genomen en 1 ontsnapt; het toestel had 305 vlieguren.

 

LL678; 514 squadron; op 12 juni om 23.12 uur vertrokken van de basis Waterbeach, Cambridgeshire; op de terugweg op 13 juni om 01.24 uur neergeschoten door Oblt. Dietrich Smidt en neergestort bij Zuidloo 3 kilometer Z.O. van Bathmen; van de 8 vliegers (ook een co-piloot) zijn er 5 overleden en begraven op de begraafplaats van Bathmen, terwijl de andere 3 zijn ontsnapt; het toestel had 192 vlieguren.

 

LL812: 622 squadron; op 12 juni om 23.00 uur vertrokken van de basis Mildenhall, Suffolk en op de terugweg op 13 juni om 01.00 uur door een nachtjager beschoten, in de lucht geëxplodeerd en bij Oirschot neergestort; de 7 vliegers zijn  begraven op de begraafplaats van Eindhoven (Woensel); het toestel had 135 vlieguren.

 

ED938; 625 squadron; op 12 juni om 22.43 uur vetrokken van de basis Kelstern, Lincolnshire; 13 juni om  01.50 uur op de terugweg gecrasht in Zandwerven bij Spanbroek; van de zeven bemanningsleden zijn er 5 gedood en begraven op de begraafplaats van Spanbroek, terwijl de overige 2 gevangen zijn genomen. Toen het vliegtuig neerstortte had het 580 vlieguren.

.

Van de 17 vliegtuigen, die tijdens het bombardement op Gelsenkirchen zijn neergestort zijn 109 bemanningsleden om het leven gekomen, 6 krijgsgevangen gemaakt en 5 ontsnapt.

 Aan de Engelse Oostkust waren gedurende de 2e  wereldoorlog 101 vliegvelden in gebruik, waarvandaan door de RAF  389.000 bombardementsvluchten werden uitgevoerd. Er waren nog tientallen andere vliegvelden, die werden gebruikt voor training en onderhoud.

 

 

Op 28 juni 2012 werd het RAF Bomber Command Memorial onthuld door Koningin Elizabeth II  in Londen, ter herdenking van de bemanningen  die met missies het leven verloren.

Het Memorial, gelegen op Piccadilly, in de buurt van Hyde Park Corner, werd gebouwd ter gelegenheid van het offer van 55.573 vliegers van Groot-Brittannië, Canada, Tsjecho-Slowakije, Polen en andere landen van het Gemenebest.

Liam O’Corner ontwierp het monument, gemaakt van Portland steen, terwijl het middelpunt  een 2,7 meter hoog bronzen sculptuur – ontworpen door Philip Jackson - is van een 7-man Bomber Command bemanning, die van een missie terugkeren.

        

 

Het ontwerp van het dak is geïnspireerd door een Vickers Wellington vliegtuig en bevat aluminium delen van een bommenwerper - de Halifex LW682 van het  426th squadron van de Royal Canadian Air Force - op 12 mei 1944 neergeschoten boven België en verdween in een moeras met nog 3 bemanningsleden, terwijl er 5 op de begraafplaats van Geraardsbergen werden begraven.

Deze Halifex werd in 1997 geborgen met de stoffelijke resten van de 3 bemanningsleden nog op hun posten.

De drie werden op 11 november 1997 in de aanwezigheid van o.a. familieleden met militaire eer begraven op de begraafplaats van Geraardsbergen, waarna de bemanning weer voor altijd was herenigd.

Op dat ogenblik had vrijwel niemand tussen het publiek een grijze man opgemerkt. Het was Martin Drewes (1918-2013), de Duitse piloot die in de nacht van 13 mei drie bommenwerpers neerhaalde, waaronder de Halifex LW682, stond erop de begrafenis van zijn voormalige tegenstanders bij te wonen. Er ontrolde zich een emotionele scène, aangezien de voormalige piloot schoorvoetend werd benaderd door de familieleden, die hem de hand reikten. Marjorie Wyse, de zuster van de Canadese staartschutter, vroeg aan Drewes “mag ik je een knuffel geven” en even later vielen ze in elkaars armen.

 

Een bijzonder mooier gebaar was nauwelijks denkbaar.

 

 

 

 

De plaatsen waar de 17 vliegtuigen zijn neergestort

 

ALL THE YOUNG MEN WHO LOST THEIR LIVES, DO NOT CRY FOR THEM

THEY ARE NOT REALLY GONE, YOU KNOW;

IT’S JUST A BODY WHICH THEY LEFT BEHIND;

THEY WILL ONLY BE GONE FOREVER WHEN WE NO LONGER REMEMBER THEM.

 

Free translation into English from a tekst by Bram Vermeulen (1946-2004)

 

Bronnen:

websites; AirWarWW2 van Jan Nieuwenhuis, lostaircraft; studiegroep luchtoorlog

Engelse en Duitse Wikipedia  

Notities en  krantenartikelen van Henk Witteveen, Loenen

Foto bemanning van Roger Marsh, Canada (neef piloot Elliott); op 19 april 2013 bezocht Rogerj het graf van zijn oom

Engelse, Canadese en Belgische  websites

 

Joop Zengerink; mei 2015